Geen stap terug

1942. Oorlog. De Duitsers vallen Stalingrad aan, in de overtuiging dat het geen week zal duren voor er boven de stad een Duitse vlag wappert. Maar de Russen vechten verbeten terug en de strijd om de stad van Stalin duurt maandenlang. Het verloop van die slag krijgt vorm in de persoonlijke verhalen van drie jonge mensen die ieder op hun manier de gevechten en de honger proberen te overleven.

De passieve, vreedzame Friedrich Langmeister wordt tegen zijn zin door zijn vader-kolonel tot luitenant gebombardeerd. Hij kan het leiderschap over zijn compagnie nauwelijks aan, zijn mannen lusten hem rauw.

De strijdvaardige Lena Pouchkova daarentegen is bereid haar leven te geven om haar prachtige stad aan de Wolga van de moffen te bevrijden. Zij wil, het koste wat het kost, haar steentje bijdragen en doet dat eerst als journalist en later als hospitaalsoldaat.

En tot slot is er de jongen Dmitri, die dag aan dag strijdt tegen de hongerdood en de ijzige kou en hardnekkig vecht voor het leven van zijn babybroertje Nikolai.

Friedrich, Lena en Dmitri … hun verhalen laten de menselijke kanten zien van een rauwe en chaotische strijd. Heel even kruisen hun levenslijnen elkaar. Maar of dat ijle contact voldoende is om de alles overheersende haatgevoelens te temperen?

Hard en scherp geschetst beeld van een stad in oorlog. De persoonlijke verhalen van de Duitse Friedrich, de Russische Lena en de kleine Dmitri laten zien hoe de nietsontziende oorlogsmachine de geesten van mensen manipuleert en hun levens verwoest.

Clavis
Voor jongeren vanaf 16 jaar.

Nominaties 

Shortlist Thea Beckmanprijs (prijs voor beste historische jeugdboek) 2005
Longlist Gouden Uil Jeugdliteratuur 2006

Dit boek is niet meer in de reguliere boekhandel te verkrijgen. Stuur een mailtje naar webshop@alinesax.be om een (nieuw!) exemplaar te bestellen.

Fragment uit het boek:

Friedrich. 17 december 1942

Friedrich kroop naar buiten en ging tegen de wand van de loopgraaf zitten. Hij trok zijn knieën op en stak zijn handen onder zijn armen. Buiten was het kouder, maar de bunker benauwde hem. Daar kon hij geen hele dag blijven. Meestal was het er stikdonker omdat ze weinig brandstof hadden. Het stonk er en de lucht smaakte vuil. Net een graf. Een massagraf. Zijn buik deed pijn van de honger. Traag tastte zijn hand naar zijn jaszak. Het mocht niet, hij wist het. Honger. Een klein stukje maar. Nee. Voor Lena. Geen wodka en ze maakten hem af. Hij trok zijn hand terug voor zijn vingers het brood konden aanraken. Een klein stukje. Nee, hij wist dat hij zich dan niet zou kunnen inhouden en nog een stukje zou eten en nog een. Nog een kleintje … Het allerlaatste … Tot alles op was.
Hij probeerde zich op iets anders te concentreren dan de pijn in zijn maag. Het gebulder in de verte. Kwam generaal Von Manstein hen helpen? Kwam hij de stad ontzetten? De geruchten gingen dat hij met een heel leger de in Stalingrad omsingelde soldaten kwam bevrijden. Zelfs zijn vader had het gerucht bevestigd. Het moest dus wel waar zijn. Hoe ver waren de pantsertroepen nog? In de steppe werd het geluid niet tegengehouden … Het kwam van veel verder. Misschien waren ze nog honderden kilometers … Niet denken.
‘Licht! Maak licht!’ hoorde hij plots in de bunker roepen. Gestommel. Friedrich draaide zich niet om om te kijken wat er gebeurde.
‘O, God. Krassnitzer. Krassnitzer?’ De stem sloeg over. Nog meer gerommel.
‘Laat hem los. Hij is dood.’ De hospik.
‘Hoe? Dat kan niet. Er was niets mis met hem.’ Deze stem herkende Friedrich niet. ‘Luitenant. Luitenant! O God. Dit kan niet,’ jammerde de man. Friedrich kreunde en liet zijn hoofd op zijn knieën vallen. Hij wilde dat ze hem met rust lieten. Hij wilde niets horen, niets weten.
‘Breng hem naar buiten.’ De hospik weer. ‘Kan ik hem tenminste zien.’
Twee mannen brachten Krassnitzer naar buiten en legden hem voor Friedrichs voeten in de loopgraaf. De hospik volgde, samen met Egger. Juist. Eggers stem. Een kort onderzoek. De hospik gaf een teken aan de twee soldaten die Krassnitzer gedragen hadden. Ze gooiden hem over de rand van de loopgraaf. De hospik liet zich naast Friedrich op de grond zakken. Egger keek hen verbouwereerd aan.
‘Verhongering.’ De man zuchtte. ‘Ook al wil geen enkele arts of officier dat aannemen.’
‘Hoe kan dat nu?’ stamelde Egger.
‘Heb jij geen honger soms?’ bitste de hospik. Egger knikte wezenloos. Hij hield zijn hand tegen zijn maag gedrukt alsof hij nu opeens aan zijn buikpijn dacht, en liet zich ook op de grond zakken. Andere soldaten kwamen de bunker uit.
‘Wat kan ik eraan doen?’ vroeg Friedrich stil. Zijn hand voelde in zijn zak naar het brood. De hospik haalde zijn schouders op en keek naar de lucht. Geen bevoorradingsvliegtuigen te zien.
‘We gaan dood. We gaan er allemaal aan,’ zei Egger plots luid. Hij keek op. Zijn ogen waren opengesperd.
‘Horen jullie me? Dood! Ze laten ons creperen! Nooit! Nooit gaan we nog naar huis!’
‘Mond houden,’ zei Kessinger.
‘Nooit zeg ik je! We vriezen dood. We verhongeren! We zien Duitsland nooit meer terug. Mijn arme kinderen. Ze zullen weesjes worden.’ Zijn stem klonk hoog.
‘Kop houden!’ zei Kessinger weer. ‘De Führer laat ons niet in de steek. Verrader! Ze komen ons redden. Luister.’ Hij duwde Egger tegen de wand. ‘Hoor je dat? Het gebulder? Manstein. Pantsers. Ze moorden de Russen uit. Ze ontzetten ons. We komen uit deze Kessel . En dan … naar huis! Nog even.’ Hij draaide zich om. ‘Horen jullie dat? De Führer komt ons redden!’ Hij lachte uitzinnig. Egger was niet de enige die doordraaide.
Kessinger begon luid te zingen. ‘Es steht ein Soldat am Wolgastrand. Hält Wache für sein Vaterland …’ Zijn ogen blonken koortsachtig. Niemand zei wat, niemand deed wat. Iedereen staarde, behalve Egger. Die kon het niet aanzien.
‘Onzin! De Führer laat ons stikken.’ Hij klom uit de loopgraaf.
‘Maak me dan meteen af! Ik wil niet verhongeren!’ gilde hij hysterisch. Hij stak zijn armen in de lucht.
‘Waar wachten jullie op? Kloterussen!’ Een kort salvo. Egger viel voorover in de sneeuw. Het lawaai brak af, het was opeens doodstil. Niemand zei een woord. Iedereen staarde naar boven.
Jezus Christus. Wat gebeurt er met ons? dacht Friedrich. Hij liet zijn hoofd weer op zijn knieën vallen. Kessinger zong verder, zachtjes neuriënd.
‘Kesselfieber,’ fluisterde de hospik. Friedrich hoorde hoe hij opstond en naar binnen ging. Andere soldaten volgden hem. Kessinger bleef zingen. ‘De Führer redt ons wel,’ fluisterde hij tussen de zinnen van het lied door.
Niet denken, duiken.

En wat vond de pers van Geen stap terug?

Aline Sax specialiseert zich in goed gedocumenteerde en vlot geschreven historische romans. Geen stap terug speelt zich af tijdens de Duitse aanval op Stalingrad, van augustus 1942 tot februari 1943. Om de diverse aspecten te kunnen belichten, heeft ze drie hoofdpersonages in het leven geroepen: een jonge Duitse luitenant, een jonge Russische die eerst als journaliste en daarna als hospik haar bijdrage tot de weerstand wil leveren en een negenjarige jongen die met zijn babybroertje probeert te overleven. Compositorisch koos ze voor alternerende fragmenten die elkaar chronologisch opvolgen, waarbij ze soms voor verbindingslijnen zorgt. De verwarring, twijfels en dilemma’s van de personages worden goed uitgewerkt. Het verhaal toont hoe waarden en opinies verschuiven onder de druk van extreme omstandigheden. We krijgen een levendig en realistisch beeld van de gruwelen van de stadsguerilla. Het is alleen jammer dat alle scènes zich in gevechtszones afspelen, zodat we geen schildering krijgen van het dagelijkse leven van de gewone burger. Het is een vakkundig geschreven, maar niet echt verrassend of origineel boek. Voor jongeren vanaf veertien jaar.

Ed Franck (Standaard der Letteren, 2 juni 2005)

♦♦♦

Zware kost

Geen stap terug is al het vierde boek van Aline Sax. Geen wereldschokkend nieuws, ware het niet dat Aline nog maar 21 is. Haar eerste boek, Mist over het strand, verscheen toen ze amper 17 was. Een piepjonge schrijfster dus, maar dat wil niet zeggen dat ze lichtvoetige literatuur produceert.
Geen stap terug is zelfs loodzware lectuur voor een tienerpubliek. Niet zozeer qua stijl, het is het verhaal zelf dat je de keel dichtknijpt. Boeken over oorlog zijn dan ook zelden een hapklare brok.

1942. De Duitsers vallen Stalingrad aan. Ze zijn ervan overtuigd dat het een makkie wordt, maar ze hebben geen rekening gehouden met de vastberadenheid van de Russen.
Het verloop van de strijd volg je via drie jonge mensen die proberen te overleven tijdens die gruwel. Een jonge Duitser die tegen zijn zin tot luitenant gebombardeerd wordt, een strijdlustige jonge Russische die als journaliste het lot uitdaagt, en de jonge Dmitri met baby-broertje Nikolai proberen elk op hun manier het hoofd boven water te houden. Heel even kruisen hun levenslijnen elkaar zelfs. Ze krijgen alledrie te maken met honger, kou, haat en verlies.
Geen stap terug is geen avonturenroman, al is het vaak heel spannend. De grote vragen die overheersen zijn vooral: waar komt de haat voor ‘de andere kant’ vandaan, en hoe ga je ermee om? Wat doen extreme situaties met een mens?
De naoorlogse generaties kunnen zich amper voorstellen hoe het écht is om middenin een oorlog te zitten waar je zelf niet om gevraagd hebt.

Dit boek stelt je inlevingsvermogen op de proef en geeft je daar een behoorlijk pakkende indruk van. Verwacht je dus niet aan romantische of heldhaftige scènes, en een happy end is hier evenmin op zijn plaats. Wel te verwachten: af en toe een ferme brok in de keel, dus zet de doos Kleenex maar binnen handbereik Dit oprechte, diepmenselijke relaas houdt zich de hele tijd staande zonder goedkope tranentrekkende effecten.
Aline Sax is altijd gefascineerd geweest door geschiedenis. Met dit boek laat ze ons de ‘andere kant’ van oorlog zien. Heel wat anders dan wat we in Hollywoodfilms te zien krijgen. Heel wat diepgaander ook, waardoor het niemand onberoerd kan laten. Lezen dus. Jongeren én hun ouders.

Bie Van Laer (Zone 03/, 2-8 november 2005)