Recensies Wat ons nog rest

MappaLibri – Jan Van Coillie

Vlaanderen heeft een rijke traditie van historische verhalen voor de jeugd. Aline Sax voegt aan die traditie een heel eigen stem toe. Ze debuteerde in 2001 bij Clavis met Mist over het strand, over twee Duitse kindsoldaten in de Tweede Wereldoorlog. Het menselijke drama van de oorlog blijft haar fascineren, getuige daarvan onder meer het indringende Het meisje en de soldaat uit 2013. Het boek viel op door de originele benadering van het oorlogsthema en de beknopte novellevorm. In Wat ons nog rest is die vorm nog veel compacter geworden. De auteur giet haar verhaal in versregels. Niet alleen de vorm is gedurfd, ook het perspectief is dat: ze legt het verhaal in de mond van een zeventienjarig Duits meisje tijdens de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog. 

Berlijn, april 1945. De Russen staan op het punt om de Duitse hoofdstad binnen te vallen. De zeventienjarige Henrike heeft zich samen met haar moeder, jongere broer en buren verschanst in een schuilkelder. De stad ligt in puin, het eten raakt op en de wanhoop neemt toe. De gevechten komen elke dag dichterbij en de chaos rukt op. Als de Russen hun huis binnendringen wordt ook Henrike slachtoffer van het brute oorlogsgeweld. Ze besluit te vluchten, de waarschuwing indachtig van haar liefje, die deserteerde. Ze gaat eerst op zoek naar haar oudere broer en sluit zich vervolgens aan bij de eindeloze, radeloze stroom vluchtelingen, in de richting van het oprukkende Amerikaanse leger. Voortdurend wordt ze geconfronteerd met de harteloosheid van mensen die zich in het nauw gedreven voelen: ‘Wanneer zijn we zo / afgestompt / geraakt / voor elkanders leed?’ vraagt ze zich af. De toenemende wanhoop verwoordt Aline Sax vaker in prangende vragen. ‘Denk je dat deze hele oorlog / voor niets is geweest?’, vraagt een ondergedoken soldaat zich af. Een vrouw die haar schoondochter en kleinkinderen begraaft, schreeuwt het uit: ‘Wat rest ons nog?’ In uiterste wanhoop stelt Henrike zichzelf de vraag:
 
‘Zou het niet gemakkelijker zijn
om gewoon
niet
te zijn?’
 
Tot hier word je als lezer meegesleurd in een verpletterend verhaal dat over je heen dendert als een kolonne tanks. Maar dan kent de plot even een dip, doordat het toeval een te grote rol toebedeeld krijgt. Henrike redt een meisje uit de klauwen van een Amerikaanse soldaat die haar wil verkrachten. Meteen klikt het tussen die twee en Liesl nodigt Henrike uit om mee te komen naar het hotel van haar ouders in de bergen. Toevallig kunnen ze op een trein springen die in de richting van Liesls dorp rijdt, dat al even toevallig dicht bij het huis van Henrikes oom en tante ligt waar ze als kind met vakantie ging. Zo komt het toch nog goed. Henrikes nicht ontvangt haar met open armen. Samen zullen ze zorgen voor het kind dat Gretl verwacht. Het slot vult de titel aan en rondt daarmee het verhaal krachtig af:  
 
‘Al wat
ons nog rest
is liefde.’
 
De keuze voor een roman in verzen is een waagstuk, maar werkt hier bijzonder krachtig. Aline Sax splitst haar zinnen in versregels van vaak maar een paar woorden. Dat dwingt haar niet alleen om elk woord zorgvuldig te kiezen, maar werkt op de lezer geregeld als mokerslagen die de gruwel van de oorlog als het ware naar binnen rammen. Bovendien prikkelt het vele wit tussen en rond de woorden de verbeelding van de lezers. Zeker in deze tijd, met de oorlog in Oekraïne en in Gaza, krijgen de beelden die Aline Sax oproept een pijnlijk herkenbare invulling. Het begin in de schuilkelder roept meteen zo’n krachtig beeld op:
 
‘We luisteren.
Door het bidden,
het jammeren,
het huilen heen,
luisteren we naar buiten.
Waar de bommen vallen.’

Ook de opsomming van wat de mensen op de vlucht meezeulen in kinderwagens, op hun rug, op handkarren en met beide handen beklijft doordat de woorden als het ware op elkaar gestapeld zijn, met als slotregels:
 
Hebben en houden  
bij elkaar geraapt.  
Een leven achtergelaten.
Weggejaagd,  
voortgedreven.’
 
Hoe veelzeggend het wit bij deze verschikking werkt, wordt het duidelijkst in het pijnlijkste fragment in het boek, waarin Henrike door Russische soldaten verkracht wordt. Elke regel telt maar twee woorden. Samen met het vele eromheen drukken ze veel sterker uit wat Henrike doormaakt dan een gedetailleerde beschrijving.
 
Aline Sax kiest niet alleen haar woorden precies, maar ook de plaats waar ze haar zinnen splitst, waardoor de enjambementen de woorden extra kracht geven:
 
Ik slik mijn woorden
en onthutsing
in.’
 
In het volgende voorbeeld versterkt ze het effect van het enjambement nog door de ongewone combinatie in de tweede regel: ‘Haar gevouwen knokkels zijn wit / van vastgeklampte hoop.’ Elders roept ze emoties op met een pakkende vergelijking: ‘De stilte hangt / als een klam laken / over de straat.’  
 
Ook ellipsen en contrasten houden de lezer intens bij de tekst in versregels als ‘uit de gedroomde nachtmerrie/ de echte in’ of ‘Moeder ligt op onze matras. / Haar ogen open, / haar geest gesloten.’  
Aline Sax laat overtuigend zien hoe je met woorden de gruwel van een oorlog bijna tastbaar aanwezig kunt maken in het hoofd van de lezer, precies door de woorden als poëzie zorgvuldig te kiezen en te schikken tot wat ons nog rest in taal.


De angst in de schuilkelder voel je, in Aline Sax’ oorlogsjeugdroman

Mirjam Noorduijn – NRC.nl

De jeugdroman van Aline Sax belicht de slag om Berlijn aan het einde van WO2 met lef: vanuit het eenzijdige perspectief van een zeventienjarig Duits meisje. Niet minder gedurfd is de vorm van haar verhaal: in versregels

‘Als de avond valt,/ verstomt de oorlog./ We liggen op onze matrassen/ met de gaslamp aangedraaid/ en luisteren zwijgend/ naar het Russenrumoer’. Wie dit leest, denkt vast: dit gaat over de oorlog in Oekraïne. Maar dat is een onjuiste aanname. ‘Het Russenrumoer’ in dit citaat uit Aline Sax’ jeugdboek Wat ons nog rest verwijst niet naar de nietsontziende opmars van het Rode Leger tot het centrum van Berlijn, waar tijdens de slotdagen van de Tweede Wereldoorlog de Berlijners het geweld van de Russische soldaten probeerden te overleven. In haar nieuwe historische roman wil Sax je laten voelen wat dat eigenlijk betekent, wat het met je doet als je continu in de overlevingsstand staat, omdat je iedere dag geconfronteerd wordt met doodsnood.

Dat doet de Vlaamse historica en jeugdboekenauteur niet door een zoveelste plotdriven oorlogsepos te vertellen, zoals haar thrillerachtige Grensgangers dat was (over de Berlijnse Muur en de familiebreuken die dat veroorzaakte). Dit keer is Sax’ aanpak opvallend ingetogen: ze kiest gedurfd voor het (voor Nederlandse lezers ongemakkelijke) eenzijdige perspectief van een zeventienjarig Duits meisje. Sax giet haar verhaal, niet minder gedurfd, in versregels.

Vluchtelingenstroom

Zo’n roman in vrije-versvorm komt vaak wat gekunsteld over. Maar dat geldt geenszins voor die van Sax. Sterker nog, het op zich niet bijster originele verhaal van een jonge vrouw die zich met haar moeder, broertje en enkele buren in een kelder schuilhoudt totdat een wrede verkrachting haar geen andere keus laat dan zich aan te sluiten bij de vluchtelingenstroom richting westen, ontleent zijn kracht en dramatisch effect volledig aan de manier waarop Sax de taal hanteert. Direct vanaf het begin maakt ze de oorlog tastbaar en kruipt de angst in de schuilkelder onder je huid: ‘We luisteren./ Door het bidden,/ het jammeren,/ het huilen heen,/ luisteren we naar buiten./ Waar de bommen vallen’. En even later: ‘Verse lucht./ Niet gestikt/ Niet levend begraven.’ Maar ook: ‘Moeder ligt op onze matras/ Haar ogen open,/ haar geest gesloten’.

Niet alleen door de plaats waar Sax de knip in haar korte, ritmisch goedlopende zinnen zet, krijgen de enjambementen een extra lading. Ook de herhalingen en tegenstellingen, de witregels ertussen en de plaats van de tekst op de pagina dragen daaraan wezenlijk bij. Zo bestaat de scène waarin Russische soldaten Henrieke verkrachten uit slechts enkele losstaande regels met maar twee woorden. Die visuele leegte weerspiegelt even treffend als indringend hoe diep wezenloos ze zich voelt, en hoe eenzaam daarna. Haar rauwe hartenkreet ‘ZIJ/ HADDEN/ ME/ MOETEN/ BESCHERMEN’ dreunt nog lang na. Zeker als je daarna samen met Henrieke beseft: ‘Maar er is niemand/ Een vader aan een ver front./ Een moeder die de deur sluit./ Een lief dat zonder woorden verdwijnt’.

Verloren betekenis

Sax laat zien wat taal vermag: hoe je met woorden invoelbaar kunt maken hoe het leven al zijn betekenis verliest, als het erop aankomt. Luguber bijvoorbeeld is het moment wanneer Henrieke tijdens haar vlucht ‘een oudere vrouw/ voorovergebogen/ met een schop/ in de grond’ haar kleinkinderen en schoondochter ziet begraven. Omdat ze geen uitweg meer zag, zegt de vrouw: ‘De angst had hen te pakken/ als een besmettelijke plaag.’ Pijnlijk confronterend is ook Henriekes opmerking ‘wat/ is er/ in de tussentijd/ gebeurd’, als ze twee grauwe graatmagere vrouwen ziet, ‘op hun jurken/ fel/ een gele ster’.

Wat ons nog rest is ontegenzeggelijk een beklijvend boek, maar hoopvol is het niet. De schijnbaar terloopse, retorische vraag (van een Duitse deserteur) – ‘Denk je dat deze hele oorlog/ voor niets is geweest?’ – en Henriekes vluchtreactie daarop – ‘Ik wil niet nadenken/ over zinloosheid’ – is alleszeggend, en maakt dit oorlogsverhaal relevant voor ons heden. Ja, uiteindelijk geeft Sax met ‘liefde’ een antwoord op Henriekes wanhoopsvraag ‘wat rest/ ons nog?’, waardoor haar verhaal niet helemaal uitzichtloos eindigt. Maar dat liefde-overwint-alles-geloof voelt als een schrale troost die de werkelijkheid ontkent.


Gruwel: onvermijdelijk, maar niet gratuit

Vanessa Joossen, De Standaard der Letteren

Een boek over de afloop van de Tweede Wereldoorlog lijkt misschien een weinig feestelijk geschenk, zeker als het verteld wordt vanuit het standpunt van de verliezers. Toch is het de moeite om deze roman te overwegen voor lezers die gepassioneerd zijn door geschiedenis en zich niet laten afschrikken door gruwelijke passages.

Het verhaal volgt een zeventienjarig Duits meisje dat snakt naar het einde van de oorlog en tegelijkertijd vreest voor haar leven en dat van haar broer en lief. In zo’n setting lijkt wreedheid onvermijdelijk – het hoofdpersonage wordt brutaal verkracht en het aantal zelfdodingen is niet te tellen. Dat geweld wordt niet gratuit ingezet. Aline Sax weet waarover ze schrijft. Als historica bestudeerde ze brieven en dagboeken van Vlaamse collaborateurs. Ze kan dan ook als geen ander de verwarring, schaamte en angst vatten van een Duitse tiener wier wereld afbrokkelt. Sax dwingt de lezer om de vragen te stellen die het meisje zelf ontwijkt.

De passage waarin ze oog in oog komt te staan met overlevenden van een concentratiekamp grijpt naar de keel. Honger en ontbering blijken plots relatief. Sax vertelt haar roman in verzen, een vorm die goed aanslaat bij veel adolescenten. In haar spel met witruimte gaat ze minder ver dan sommige Amerikaanse auteurs, maar ze zet de verzen wel in om emotionele passages meer gewicht te geven en tegelijkertijd een leestempo te creëren dat de heftige fragmenten draaglijk maakt.

Het verhaal blijft niet hangen in de gruwel, maar legt hoop in de momenten waarop mensen weerstand durven te bieden tegen wreedheid, en verbinding zoeken ondanks hun verpletterende schaamte. (vj)


‘Wat ons nog rest’ van Aline Sax: tussen oorlogspuin en poëzie

Bas Maliepaard – De Morgen

Aline Sax schreef met Wat ons nog rest een huiveringwekkend, rauw verhaal, over de vrouwen die achterbleven in het verwoeste Berlijn van 1945.

Ruïnevrouwen. Zo typeert de Vlaamse historica en jeugdboekenschrijfster Aline Sax treffend de vrouwen en meisjes die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog nog over zijn in de gehavende Duitse hoofdstad. Bijna alle mannen zijn naar het front, de achterblijvers ­houden zich op tussen de puinhopen en in kelders, in bange afwachting van de Russen, die steeds verder oprukken.

Het is een interessant en voor de jeugdliteratuur ­origineel perspectief, dat van de gewone Duitse vrouw in de laatste oorlogsdagen. Sax beschrijft in Wat ons nog rest hun benarde positie tussen al het mannelijke geweld ­indringend, door de ogen van Henrike (17).

Dat doet ze in de vorm van een verse novel, een genre dat in de Angelsaksische jongerenliteratuur veel vaker is bedreven. De tekst ziet eruit als een lang gedicht, met ritmisch afgebroken zinnen, waardoor bepaalde regels of woorden meer nadruk ­krijgen en in zeggingskracht toenemen.

Soms maken de auteurs gebruik van alliteratie, binnenrijm en ander klankspel, maar dat ligt er meestal niet dik bovenop. Bij Sax hoor je het in een zin als deze: ‘De radio knort en sputtert,/ komt onverwacht tot leven/ en spuwt spetterende ­trompetten/ de kelder in’.

Schokkend

Henrike vertelt in Sax’ zorgvuldig gekozen woorden en beklijvende beelden een ­huiveringwekkend, rauw verhaal. Over hoe de deur van hun flat gesloten is, maar de achtergevel ‘wagenwijd openstaat’ en de lege straten nu gevaarlijker zijn dan toen er nog druk ­verkeer reed. Je kunt immers zomaar beschoten worden. Ze ziet hoe mensen hun geliefden begraven, gedood worden of zich gedesillusioneerd en uit angst voor de Russen van het leven beroven – dat doet zelfs een heel dorp collectief, en dat heeft Sax niet verzonnen.

De angst is niet on­ge­grond: de Russen trekken plunderend en verkrachtend door stad en land. Zelf wordt Henrike ook te grazen genomen door meerdere soldaten. Die schokkende scène zet Sax met een paar beukende woorden op de pagina neer. Na die gebeurtenis besluit Henrike weg te vluchten, naar de Amerikanen.

Steeds meer realiseert ze zich dat ze behoort tot een overwonnen volk dat door de hele wereld wordt gehaat. Als zelfs de Führer hen in de steek laat, dringt zich de vraag op: wat rest ons nog? ‘Binnenkort is het voorbij’,/ probeer ik,/ maar we weten/ beiden beter./ ‘Het zal nooit voorbij zijn.’